Actrice Koblenko pleit voor cultuur: ‘wat verdedigen we eigenlijk?’
Actrice Victoria Koblenko aan het woord in Nieuwspoort Den Haag bij de onthulling van het Maatschappelijk Noodpakket. Foto © Daan Jeurens
Lees meer nieuws
Met alleen tanks en drones is Nederland onvoldoende weerbaar, zo luidt de oproep van de Maatschappelijke Bondgenoten. Bij de onthulling van het Maatschappelijk Noodpakket in perscentrum Nieuwspoort in Den Haag werd benadrukt dat echte weerbaarheid ook vraagt om een sterke samenleving. Actrice Victoria Koblenko, zelf Oekraïens-Nederlands, liet in een persoonlijke monoloog zien wat kunst en verhalen betekenen wanneer een samenleving onder druk staat. Haar voordracht maakte diepe indruk bij de aanwezige politici: de zaal werd fluisterstil.
De bijeenkomst, een initiatief van onder meer De Creatieve Coalitie, was bedoeld om aandacht te vragen voor de onmisbare rol van kunst, cultuur en journalistiek in het versterken van maatschappelijke weerbaarheid. Koblenko’s optreden gaf deze boodschap een menselijk gezicht. Een dag later verscheen de monoloog in De Telegraaf (10 september). Lees Victoria haar integrale monoloog hieronder.
“Ik was dertien. Dertien toen mijn ouders naar Nederland kwamen. Ik verliet Oekraïne… maar Oekraïne verliet míj nooit. Vooral na de invasie voelde ik hoe het stilletjes was blijven leven in mijn adem, in mijn hartslag.
Vorig jaar keerde ik terug. Mijn thuisland in oorlog. Een land waar de dag niet begint met koffie, maar met een luchtalarm. Waar stilte zwaar weegt, waar licht zomaar uitvalt. En tóch… Juist dáár zag ik rijen voor het theater. Kinderen die, tussen sirenes door, op een veld achter een bal aanrenden. Mensen die uitbundig eten, dansen, zingen, lezen. LEVEN. Alsof je midden in een storm besluit een kaars aan te steken.
En misschien is het precies dát. Een kaars aansteken. Licht maken. Omdat anders de duisternis opslokt.
Ik herinner me een zaal. In Kyiv, uitverkocht. Buiten: dreiging. Binnen: applaus. Geen applaus om de realiteit te vergeten, maar om je het leven in te blazen. Alsof elke handslag zei: wij zijn er nog. Dit zijn wij. Dit nemen jullie ons niet af.
En wat ik daar zag, was meer dan verzet. Het was bloei. Een overvol theater dat nieuwe woorden vond. Schrijvers die boeken vol schreven over hoop, verlies, liefde en toekomst. Muziek die dwars door pijn heen brak, alsof ze zei: wij bestaan nog. Juist in oorlog werd cultuur het hart van identiteit. Een spiegel die ons liet zien wie we zijn, en een hamer om te zeggen wat politici niet durfden uit te spreken. Op dat toneel werd identiteit niet alleen bewaard – daar werd ze gemaakt.
En dan – Nederland. Mijn tweede land. Hier zijn de beelden zacht, hier is vrede bijna gewoon. Een zomeravond met voetbal op tv. Een boekhandel waarin je zomaar de tijd verliest. Een festival waar je vrij kunt dansen zonder dat iemand vraagt waarom. Een krant die inkt afgeeft aan je vingers. Een voorstelling die je hart openbreekt. Kleine dingen, zou je zeggen. Gewoonte. Totdat je begrijpt: dit ís samenleving. Dit is wat ons bindt. En het is kwetsbaarder dan we denken.
Want ik weet hoe regimes beginnen. Eerst leggen ze de pers aan banden. Dan de kunst. Dan de theaters. Dan de vrije vragen. Voor je het weet verdwijnen boeken, verdwijnen ontmoetingen. Alles wat ons verbindt, wat ons vragen laat stellen, wat ons vrij maakt… dat wordt altijd als eerste aangevallen. Niet omdat het onbelangrijk is – maar juist omdat daar onze kracht is.
Dus, de vraag is niet: hoeveel wapens hebben we? De vraag is: wat verdedigen we eigenlijk?
Ik heb gezien waar mensen naar hunkeren in oorlogstijd. Niet naar slogans. Niet naar lege politiek. Maar naar verhalen. Naar muziek. Naar een veld om te spelen. Naar een plek waar je voelt: ik leef! jij leeft. Wij leven.
We denken vaak dat samenleven vanzelf gaat. Dat cultuur, sport, nieuws, boeken… bijzaak zijn. Decorstukken. Maar ze zijn het toneel zélf. Zonder dat toneel blijft er niets over dan strijd. En stilte.
Ik heb het gezien, tussen puin en angst. Mensen die een kaartje kopen voor een voorstelling. Niet om te vergeten – maar om zich te herinneren: wij zijn méér dan oorlog. Wij zijn samenleving.
En misschien is dat de grootste les die Oekraïne me leerde. Dat kunst geen luxe is. Dat cultuur geen franje is. Het is zuurstof. Het is ons geheugen. Het is onze identiteit.
Dus vraag ik u: welke kaars steken wij aan? Waar willen WIJ voor strijden, hier in Nederland, voordat de stilte ons te zwaar wordt?”





